zoogdieren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zoogdieren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzoɣdirə(n)/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈzoχ.diː.rə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈzox.diː.rə(n)/
Woordafbreking
  • zoog·die·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - zoogdieren
verkleinwoord zoogdiertje zoogdiertje

Zelfstandig naamwoord

dezoogdierenmv

  1. (dieren) klasse Mammalia  van warmbloedige, meestal levendbarende chordadieren die hun jongen zogen met borstvoeding
    • Hoewel vroeger anders gedacht werd, behoren walvissen en dolfijnen ook tot de zoogdieren. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • zoogdierbont, zoogdiercel, zoogdierembryo, zoogdierenklasse, zoogdierenorde, zoogdierfauna, zoogdierkunde, zoogdiersoort
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dezoogdierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zoogdier

Gangbaarheid

  • Het woord zoogdieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.