encycliek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  encycliek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • en·cy·cliek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘pauselijke zendbrief’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1865 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord encycliek encyclieken
verkleinwoord encycliekje encycliekjes

Zelfstandig naamwoord

deencycliekv

  1. een brief van de paus aan alle katholieke gelovigen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord encycliek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.