extern

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  extern    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛksˈtɛrn/
Woordafbreking
  • ex·tern
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Franse externe, in de betekenis van ‘uitwonend, buiten iets liggend’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen externexternerexternst
verbogen externeexternereexternste
partitief externsexterners-

Bijvoeglijk naamwoord

extern

  1. van buiten afkomstig
    • Een externe factor. 
  2. (medisch) uitwendig
    • De ziekte was extern zichtbaar door verkleuring van de huid. 
  1. (techniek) niet ingebouwd
    • Ik gebruik een externe hardeschijf voor een reservekopie van mijn bestanden 
  2. (wonen) uitwonend
    • Hij was een externe leerling die niet in de kostschool woonde. 
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord extern staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
externmore externmost extern

extern

  1. (verouderd) extern, uitwendig
Synoniemen
enkelvoud meervoud
extern externs

Zelfstandig naamwoord

extern

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.