femelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  femelaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfeməˌlar/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fe·me·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord femelaar femelaars
femelaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

defemelaarm

  1. iemand die die zoetsappige en zeurderige verhaaltjes vertelt
     En je hield je zeer koest want het is een ongeschreven wet dat de kunstenaar zich slechts professioneel met het naaktmodel inlaat. Aanvankelijk ontstaan uit armoede natuurlijk, een naaktmodel is duur en zelfs een quick lay kan behoorlijk in de papieren gaan lopen want je ontkomt toch niet als schoonheid minnend kunstenaar aan een nagenietend verwijlen. Maar ook omdat al werkend, je eventuele genitale interesse naar je geniale aanleg, indien aanwezig, verschuift. En om de vrouwelijke kwetsbaarheid in die situatie, hoor ik de femelaar zeggen.[3]
Synoniemen
  1. kwezel, neuzelaar
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord femelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
29 %van de Nederlanders;
38 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.