fez

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fez    (hulp, bestand)
  • IPA: /fɛs/
Woordafbreking
  • fez
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘muts’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1836 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fez fezzen
verkleinwoord fezje fezjes

Zelfstandig naamwoord

defezm

  1. (hoofddeksel) bepaald soort hoed met een Turkse oorsprong
    • Die man draagt een fez. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fez staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
68 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /feːs/
Naar frequentie 62.498
fez enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     fez     fezen     fezer     fezerna  
  genitief     fez     fezens     fezers     fezernas  

Zelfstandig naamwoord

fez g

  1. (hoofddeksel) fez
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.