filmzaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  filmzaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • film·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmzaal filmzalen
verkleinwoord filmzaaltje filmzaaltjes

Zelfstandig naamwoord

defilmzaalv/m

  1. zaal waarin films vertoond kunnen worden
    • De filmzaal, waar de gloriejaren herleven, wordt deze zomer een centrum over de wederopbouw.[1] 
     Maar de filmzaal waar Bernhard de films bekeek die op de markt kwamen, is ook mooi. Maar wel heel anders dan de historische zalen, want het komt uit de jaren 30."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord filmzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC 19 mei 2016
  2. Weblink bron “Plan voor restauratie Soestdijk gepresenteerd: 'Geen gemakkelijke klus'” (3/6/2020), NOS
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.