filoloog
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: filoloog (hulp, bestand)
- IPA: /ˌfiloːˈloːɣ/
Woordafbreking
- fi·lo·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | filoloog | filologen |
verkleinwoord | filoloogje | filoloogjes |
Zelfstandig naamwoord
de filoloog m
- (wetenschap), (beroep) iemand die zich specialiseert in de studie van de taal en de cultuur van een mensengemeenschap
Synoniemen
- taalkundige, taalgeleerde, taalvriend
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord filoloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "filoloog" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ filologie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.