filoloog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  filoloog    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌfiloːˈloːɣ/
Woordafbreking
  • fi·lo·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Griekse Φιλος, philos: "liefde" met het achtervoegsel -loog [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord filoloog filologen
verkleinwoord filoloogje filoloogjes

Zelfstandig naamwoord

defiloloogm

  1. (wetenschap), (beroep) iemand die zich specialiseert in de studie van de taal en de cultuur van een mensengemeenschap
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord filoloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
62 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.