flamoes

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flamoes    (hulp, bestand)
  • IPA: /flaˈmus/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fla·moes
Woordherkomst en -opbouw
  • herkomst onzeker, in de betekenis van ‘kut’ aangetroffen vanaf 1914 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord flamoes flamoezen
verkleinwoord flamoesje flamoesjes

Zelfstandig naamwoord

deflamoesv/m

  1. (anatomie) vrouwelijk geslachtsorgaan, meestal alleen de uitwendige delen aanduidend
     Al wil hij zich wel eens, in een Freudiaanse drang, onderwerpen aan de schroklust van een ‘vette flamoes’.[4]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord flamoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
44 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.