vulva

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vulva    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • vul·va
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘schaamspleet’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1726 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord vulva vulva's
verkleinwoord vulvaatje vulvaatjes

Zelfstandig naamwoord

devulvav

  1. (anatomie) de schaamspleet, de ingang tot de vagina
    • Ze ging gisteren naar de dokter vanwege haar vulva. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vulva staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

vulva

  1. (anatomie) vulva.

Esperanto

  enkelvoud meervoud
  nominatief     vulva     vulvaj  
  accusatief     vulvan     vulvajn  

Bijvoeglijk naamwoord

vulva

  1. (medisch) vulvair

Spaans

enkelvoud meervoud
vulva vulvas

Zelfstandig naamwoord

vulva v

  1. (anatomie) vulva.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.