flik

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  flik    (hulp, bestand)
  • IPA: /flɪk/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • flik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flik flikken
verkleinwoord flikje flikjes

Zelfstandig naamwoord

deflikm

  1. (informeel), (beroep) persoon die belast is met hulpverlening en met de handhaving van de openbare orde en veiligheid
    • De flikken zijn waakzaam. 
  2. (voeding) koekje in de vorm van een plat, van boven afgerond schijfje chocola, oorspronkelijk alleen besuikerd
    • Een chocolade flik. 
Synoniemen
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
flikken

flik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flikken
    • Ik flik. 
  2. gebiedende wijs van flikken
    • Flik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flikken
    • Flik je? 

Gangbaarheid

  • Het woord flik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.