frase

Niet te verwarren met: fase

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  frase    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fra·se
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verzameling uitgesproken woorden’ voor het eerst aangetroffen in 1784.[1]
  • Leenwoord uit Frans phrase ‘volzin’, zelf weer ontleend aan Latijn phrasis ‘uitdrukkingswijze, dictie’, overgenomen uit Grieks phrásis ‘het spreken; uitdrukkingswijze; uitdrukking, idioom’.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord frase frasen, frases
verkleinwoord frasetje frasetjes

Zelfstandig naamwoord

defrasev

  1. (taalkunde) een aantal woorden die een begrip uitdrukken, vaak een zinsdeel, soms een hele zin
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord frase staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Indonesisch

Zelfstandig naamwoord

frase

  1. frase

Italiaans

Zelfstandig naamwoord

frase v

  1. frase
  2. zin

Portugees

enkelvoud meervoud
frase frases

Zelfstandig naamwoord

frase v

  1. (taalkunde) zin

Spaans

enkelvoud meervoud
frase frases

Zelfstandig naamwoord

frase v

  1. (taalkunde) zin
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.