frezen

Niet te verwarren met: vrezen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  frezen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfrezə(n)/ (2 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
frezenɡefreesd
freeswerk
Woordafbreking
  • fre·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met de frees bewerken’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • van  frees zn  met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
frezen
freesde
gefreesd
zwak -d volledig

Werkwoord

frezen

  1. overgankelijk, (techniek) een verspanende bewerking uitvoeren met behulp van een roterend gereedschap, de frees
    • Zowel metalen als harde kunststoffen kunnen gefreesd worden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

defrezenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord frees

Gangbaarheid

  • Het woord frezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.