frees

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  frees    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • frees
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geplooide halskraag’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
  • In de betekenis van ‘werktuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1860 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord frees frezen
verkleinwoord freesje freesjes

Zelfstandig naamwoord

defreesv/m

  1. (gereedschap) machine die door frezen (met een ronddraaiende beitel) materiaal verwijdert
  2. deel van die machine die de eigenlijk bewerking uitvoert (de beitel) [2]
  3. (landbouw) machine die grond door elkaar roert, maar zonder kerende bewerking
  4. geplooide kraag, fraas [3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
frezen

frees

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frezen
    • Ik frees. 
  2. gebiedende wijs van frezen
    • Frees! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frezen
    • Frees je? 

Gangbaarheid

  • Het woord frees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Noord-Fries

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

frees

  1. vrede

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.