fuut
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fuut (hulp, bestand)
- IPA: / fyt / (1 lettergreep)
Woordafbreking
- fuut
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘duikvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1763 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fuut | futen |
verkleinwoord | fuutje | fuutjes |
Zelfstandig naamwoord
de fuut m
- (futen) benaming voor vogels uit de orde Podicipediformes
- (futen) met name de soort watervogel, Podiceps cristatus , met slank lichaam, lange hals en puntige snavel
Synoniemen
- [1.1] aalduiker, kuiffuut, aarsvoet
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
- halfuut, halsfuut, nieuw-zeelandfuut, puna-fuut
Afgeleide begrippen
- fuutkoeten, kleine fuutkoet
- fuutkoet
Hyponiemen (in taxonomische zin)
- Indien fuut wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep futen zie dan Hyponiemen futen
Vertalingen
1. bepaald soort watervogel, Podiceps cristatus
Gangbaarheid
- Het woord fuut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fuut" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "fuut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.