gehoorvermogen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gehoorvermogen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɡəˈhorvərˌmoɣə(n)/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·hoor·ver·mo·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gehoorvermogen gehoorvermogens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgehoorvermogeno

  1. eigenschap dat je geluid kunt waarnemen
     De ontwikkeling van spraak heeft ook tot veranderingen in het gehoorvermogen geleid.[1]
  2. mate waarin je goed in staat bent geluid waar te nemen
     Vanaf het zesde levensdecennium manifesteert zich de fysieke en cognitieve achteruitgang bij veel werknemers, ook al is daarin een grote individuele variatie. Het gezichtsvermogen en gehoorvermogen nemen af, spierkracht neemt af, de botmassa vermindert en de energetische capaciteit daalt door achteruitgang van hart, longen en vaatstelsel.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'gehoorvermogen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Verschil tussen mens en chimp door geurgenen” (12 december 2003) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Iris Breetvelt
    “Duur, werken tot 67” (31 maart 2009) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.