geitenleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geitenleer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gei·ten·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geitenleer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgeitenleero [1]

  1. leer gemaakt van de huid van een geit
     De verkoopster uit Torzjok bood hem met schelle stem haar waren aan en in het bijzonder een paar pantoffels van geitenleer.[2]
     Het nieuwe onderzoek toont aan dat Ötzi een mantel droeg van geiten- en schapenleer. Het leer was afkomstig van minstens vier verschillende dieren. Hij droeg een ondervest van schapenleer en een broek van geitenleer. De veters in zijn met gras gevulde schoenen waren gemaakt van runderleer.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'geitenleer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3. Weblink bron “Wetenschappers ontdekken meer over garderobe ijsmummie Ötzi” (18-08-2016), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.