gelijkvloers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gelijkvloers    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·lijk·vloers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gelijkvloers -
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgelijkvloerso

  1. (bouwkunde) een bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld ligt, de benedenverdieping, de begane grond, de parterre
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen gelijkvloersgelijkvloersergelijkvloerst
verbogen gelijkvloersegelijkvloerseregelijkvloerste
partitief gelijkvloersgelijkvloersers-

Bijvoeglijk naamwoord

gelijkvloers [1] [2]

  1. op dezelfde hoogte als de begane grond
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • gelijkvloerse kruising

Gangbaarheid

  • Het woord gelijkvloers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.