gelul

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gelul    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·lul
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kletspraat’ voor het eerst aangetroffen in 1657 [1]
  • Naamwoord van handeling van lullen met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gelul -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgelulo

  1. (pejoratief) onzinnig gepraat
    • Ja, dat is natuurlijk gewoon gelul! 

Gangbaarheid

  • Het woord gelul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.