geouwehoer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geouwehoer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·ou·we·hoer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geouwehoer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgeouwehoero

  1. zeurende en klagende onzin
    • Al dat slappe geouwehoer op de TV ben ik helemaal zat. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord geouwehoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.