gevel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gevel    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • /ˈɣeː.vəl/ (Brabant)
    • /ˈxeː.vəl/ (Holland)
Woordafbreking
  • ge·vel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voormuur van gebouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1450 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gevel gevels
verkleinwoord geveltje geveltjes

Zelfstandig naamwoord

degevelm

  1. (bouwkunde) buitenmuur van een gebouw, in het bijzonder die aan de voorkant
     Ik liep langs gevels die waren voorzien van kantwerk van marmer.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gevel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.