gewin
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gewin (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈwɪn / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- ge·win
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gewin | (gewinnen) |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het gewin o
- (economie) voordeel, winst
- Het gewin was groot voor het bedrijf.
- „Baas Becking vindt dat de mens op een verpletterende manier met de wereld omgaat, en te veel gericht is op economisch gewin. Hij beschrijft de mens als een plaag, vanwege de sterk toenemende bevolkingsgroei.” [1]
Uitdrukkingen en gezegden
- Eerste gewin is kattengespin
Initiële winst kan ook zo weer zijn verloren
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gewinnen |
gewin
Gangbaarheid
- Het woord gewin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gewin" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ www.nrc.nl (17 apr 2020)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Oudnederlands
Zelfstandig naamwoord
gewin
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.