gezemel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gezemel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈzeməl/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·ze·mel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van  zemelen ww  met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gezemel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetgezemelo

  1. (pejoratief) nutteloos gepraat dat te klaaglijk, hoogdravend of vrijblijvend is
    • Al dadelijk dat gezemel van Martha over de Burgerlijke Stand. Zie je wel, waren ze maar geregeld getrouwd! [2]
    • En ik kan tijden staan genieten voor de etalages van souvenirwinkels, waar ook ter wereld. Christus aan een kruis van hertsgeweien, katten van zwart fluweel als drankflessen, radio's in de vorm van een raceauto. Slechte smaak, akkoord, maar mij véél liever dan het gezemel van mensen die menen dat zij persoonlijk de schoonheid in pacht hebben. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gezemel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.