gezinsbudget

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gezinsbudget    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·zins·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinsbudget gezinsbudgetten
gezinsbudgets
verkleinwoord gezinsbudgetje gezinsbudgetjes

Zelfstandig naamwoord

hetgezinsbudgeto

  1. (economie) de hoeveelheid geld die een gezin tot zijn beschikking heeft
     Het kabinet wil kijken of consumenten behoefte hebben aan een loket, waar ze vragen kunnen stellen over geldkwesties. Het gaat dan om vragen over pensioenen, scheidingen, hypotheken, huren en het rondkomen met het gezinsbudget.[1]
     Raadslid Jos Harmelink van de PvdA bracht het onderwerp ter sprake. Door de sterk gestegen energiekosten, betalen mensen met een variabel energiecontract soms twee tot drie keer meer dan ze gewend waren. Het zou volgens de PvdA een enorme aanslag om het gezinsbudget zijn van minima.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord gezinsbudget staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Overheid start Geldloket” (Zaterdag 4 februari 2012, 11:13), NOS
  2. Weblink bron
    Tom van den Berg
    “Tubbergen laat minima met hoge energierekening niet in de kou staan: ‘We voeren genereus armoedebeleid’” (16-02-2022), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.