gezinshuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gezinshuis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·zins·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinshuis gezinshuizen
verkleinwoord gezinshuisje gezinshuisjes

Zelfstandig naamwoord

hetgezinshuiso

  1. huis waarin een gezin woont en waar pleegkinderen kunnen worden opgenomen
     Het Verdihuis - dat dan al jarenlang meerderjarige jongeren bij de man in huis plaatst - doet er zelfs alles aan om te zorgen dat het deze opvangplek niet kwijtraakt. "Het Verdihuis ziet geen aanleiding om te stoppen met dit gezinshuis", zo schrijft de organisatie in een brief op 16 oktober 2000. "Voor het Verdihuis is hiermee de zaak gesloten. Wel blijft het de taak van het Verdihuis om de gezinsouder zo goed mogelijk te begeleiden zodat hij op een prettige manier verder kan met de opvang in zijn gezinshuis."[1]

Gangbaarheid

  • Het woord gezinshuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Machteld Veen
    “Mustafa moest na seksueel misbruik nog twee maanden bij pleegvader wonen” (Dinsdag 29 januari 2019, 20:00), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.