gluten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gluten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɣly.tə(n)/
Woordafbreking
  • glu·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kleefstof uit graankorrels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1770 [1]
  • van Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gluten gluten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgluteno

  1. (biochemie) graanlijm, eiwitten in graankorrels
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gluten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • glu·ten
enkelvoud meervoud
gluten glútenes

Zelfstandig naamwoord

gluten m

  1. (biochemie) gluten
Synoniemen
  • proteína de cereal

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.