godsnaam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  godsnaam    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gods·naam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord godsnaam -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degodsnaamm

  1. in godsnaam: een uitdrukking van vertwijfeling, afsmeking of ergernis
    • Wat heeft dit er in godsnaam mee te maken? 
     En wat kon hij daar in godsnaam op antwoorden? Ze had een grote fles cognac in huis. En wat maakte het uit, het was nog vroeg.[1]
     Maar als hij weer de boot in zou gaan met wiskunde, zou zijn vader hem doodslaan, beweerde hij. Thuis had hij gezegd dat het goed ging met wiskunde, want wat moest hij in godsnaam zeggen.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'godsnaam' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.