grootstad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grootstad    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣrotstɑt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • groot·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootstad grootsteden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degrootstadv/m

  1. dichtbebouwd gebied met veel inwoners waar mensen uit een zeer wijde omgeving naartoe komen voor economische of culturele activiteiten
    • In 1932 verschijnt dan Zielens' grote sociale roman Moeder, waarom leven wij? Het bekende verhaal van Netje, drie generaties armen in de grootstad, overduidelijk Antwerpen maar niettemin toch bepaald universeel. [1]
Opmerkingen
  • In Nederland is de benaming "grote stad" gangbaarder dan "grootstad".
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord grootstad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
55 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.