haft

Niet te verwarren met: Haft

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haft    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɑft/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • haft
Woordherkomst en -opbouw
  • [A]: In de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1635 [1] [2] [3]
  • [B]: van Duits Haft [4] [5] [6]
enkelvoud meervoud
naamwoord haft haften
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[A]hethafto

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Ephemeroptera 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • zie de categorie: Haften in het Nederlands
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord haft haften
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B]dehaftv

  1. (militair) vierkant stukje staal aan een geweerloop om de bajonet aan te bevestigen

[B]hethafto

  1. (visserij) voorwerp op de waterbodem waardoor een net vast kan raken

Gangbaarheid

  • Het woord haft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
36 %van de Nederlanders;
36 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • haft

Werkwoord

haft

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van have

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • haft
Naar frequentie 689

Werkwoord

haft

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van hafa

Zweeds

Woordafbreking
  • haft

Werkwoord

haft

  1. supinum actief van ha
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.