handwerker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  handwerker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hand·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord handwerker handwerkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehandwerkerm

  1. (beroep) iemand die grove, zware, ongeschoolde arbeid verricht
     Zhou Lulai werkt al twintig jaar bij FUWA en heeft de verandering in het productieproces van dichtbij meegemaakt. Hij heeft veel van zijn collega's zien vertrekken, en de overgebleven mensen zijn steeds hoger opgeleid. Ook Zhou is begonnen als handwerker. Nu is hij onderhoudstechnicus. "Het werk is een stuk minder zwaar geworden en veel efficiënter."[2]
    Synoniemen

    Gangbaarheid

    • Het woord handwerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

    Meer informatie

    Verwijzingen

    1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
    2. Weblink bron
      Marten Wiegman
      “China is klaar voor een robotrevolutie” (Vrijdag 4 januari 2019, 18:18), NOS
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.