haspelaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haspelaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • has·pe·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haspelaar haspelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehaspelaarm

  1. iemand die alles door de war haalt; een onhandig persoon
    • Al is zijn taal aanmerkelijk soberder en veel minder virtuoos dan die van Brakman, toch valt een zekere verwantschap op. Net als Brakman heeft hij oog voor bizarre details en oor voor mooie woordgroepen als 'nijvere overdaad', 'waggelende haspelaars' of 'een ontredderd buurschap'. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord haspelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.