havoleerling

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  havoleerling    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhavoˌlerlɪŋ/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ha·vo·leer·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord havoleerling havoleerlingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehavoleerlingm

  1. (onderwijs) iemand die havo-onderwijs volgt
     Fatima Bakhaeva sloot haar examenperiode vandaag af met Russisch. Ze vond het examen een makkie en gokt op een 9. Geen tien, want er zal vast wel een slordigheidsfoutje in zitten, zegt de havoleerling van het Christelijk Lyceum Apeldoorn.[1]
     Bij het eindexamen aardrijkskunde hebben 23 havoleerlingen een aantal vragen gekregen die voor vwo'ers bedoeld waren. De fout is afgelopen donderdag door een school gemaakt, schrijft het AD. De naam van de school is niet bekendgemaakt. Door deze fout moet nu in allerijl het landelijk examen aardrijkskunde voor het vwo worden aangepast.[2]
Schrijfwijzen
Verwante begrippen
  • mannelijke vorm van havoleerlinge
  • mavoleerling, vmbo-leerling, vwo-leerling

Gangbaarheid

  • Het woord havoleerling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Examens voorbij: 'Ik ben echt toe aan vakantie'” (24-05-2017), NOS
  2. Weblink bron “23 havoleerlingen kregen verkeerde examen, nu moeten 14.000 examens worden aangepast” (16 mei 2022), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.