heimwaord

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /(x)hɛɪmwɔːrd/ (Etsbergs)

Zelfstandig naamwoord

heimwaord o

  1. eenzijdig gesprek gehouden door een bezorgde ouder tegen een kind dat zich niet aan de regels houdt
    «Ich koom vief menuut euverspaetj heim aan èn mien moder had al drèk e-n heimwaord klaor!»
    Ik kwam vijf minuten te laat thuis en mijn moeder was meteen een eenzijdig gesprek aan het voeren!
  2. erfwoord
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.