erfwoord
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: erfwoord (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛrəfˌwort / (2 of 3 lettergrepen)
Woordafbreking
- erf·woord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van erf ww en woord zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | erfwoord | erfwoorden |
verkleinwoord | erfwoordje | erfwoordjes |
Zelfstandig naamwoord
het erfwoord o
- (taalkunde) overgeërfd inheems woord, enkelvoudig onderdeel van de woordenschat van een taal dat daar altijd onderdeel van is geweest en dus niet het resultaat is van woordvorming in die taal of ontlening uit een andere taal
- Woorden als 'roest' en 'ei' zijn erfwoorden.
- ▸ Het grootste deel van de woorden die we in plaatsnamen vinden, is erfwoord. Dat is logisch: het Nederlands was nog maar net bezig zich te ontwikkelen als aparte taal uit het Germaans. Bovendien duiden de meeste woorden algemene begrippen uit de natuur aan, die bij de Germanen allang bekend waren.[1]
Antoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- erfwoordenschat
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'erfwoord' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Erfwoorden in WikiWoordenboek
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Nicoline van der Sijs“Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen.”, 2e druk (2002), Veen, Amsterdam / Antwerpen, ISBN 9020420453, p. 132
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.