hogar
Spaans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /oˈɡaɾ/ [oˈɣ̞aɾ]
Woordherkomst en -opbouw
- Ontwikkeld, via Oudspaans fogar, uit volkslatijn focaris (klass. focus), vergelijk Catalaans fogar, Frans foyer
enkelvoud | meervoud |
---|---|
hogar | hogares |
.
Zelfstandig naamwoord
hogar m
- thuis
- haard
- (figuurlijk) thuishaven
- (figuurlijk) huishouden
- (figuurlijk) gezin, groep mensen die in hetzelfde huis woont.
Verwijzingen
- hogar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.