hotelexploitant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hotelexploitant    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·tel·ex·ploi·tant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelexploitant hotelexploitanten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehotelexploitantm

  1. (beroep) (economie) eigenaar van een hotel
     Het is de bedoeling dat de overdracht plaatsvindt tussen 1 januari en 1 april 2013. Beide partijen werken nog aan het overleg met de vakbonden, de ontbinding van het contract met de huidige hotelexploitant en de juridische afwikkeling van een beslag dat ligt op de de aandelen van het schip.[1]
     Bij het drama kwamen twee personen om het leven: de 59-jarige hotelexploitant en een 64-jarige vrouw. Zeven personen konden worden gered.[2]


Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'hotelexploitant' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Hotelketen koopt ss Rotterdam” (vrijdag 2 november 2012, 08:50), NOS
  2. Weblink bron
    Caspar Naber
    “Urker Edi had dubbel geluk bij hoteldrama Duitsland: ‘Vijf minuten eerder vertelde ik Mark dat ik zwanger was’” (06-09-2024), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.