hotelkamer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hotelkamer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·tel·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelkamer hotelkamers
verkleinwoord hotelkamertje hotelkamertjes

Zelfstandig naamwoord

dehotelkamerv/m

  1. een kamer die voor gasten per nacht te huur is in een hotel
    • Hij had een prachtige hotelkamer met een riant uitzicht op de Golf van Mexico. 
     De kamer was perfect, niet omdat het een perfecte hotelkamer was, maar juist daarom.[1]
     Ik verlangde enorm naar de veiligheid van een eigen hotelkamer, waar ik kon bijkomen met de gordijnen dicht en ontspannen in een schoon bed.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hotelkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.