hotell

Niet te verwarren met: hotel, hôtel, Hotel

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /huˈtel/
Woordafbreking
  • ho·tell
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Franse zelfstandige naamwoord hôtel
Naar frequentie 2006
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hotell     hotellet     hotell
hoteller  
  hotella
hotellene  
genitief   hotells     hotellets     hotells
hotellers  
  hotellas
hotellenes  

Zelfstandig naamwoord

hotell, o

  1. (bouwkunde), (toerisme) hotel
    «I fjellbygda Trysil ligger vårt hotell med særpreg.»
    In het berggebied van Trysil bevindt zich ons hotel van karakter.
Afgeleide begrippen



Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /huˈtel/
Woordafbreking
  • ho·tell
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Franse zelfstandige naamwoord hôtel
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hotell     hotellet     hotell     hotella  

Zelfstandig naamwoord

hotell, o

  1. (bouwkunde), (toerisme) hotel
Afgeleide begrippen


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  hotell    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·tell
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Franse zelfstandige naamwoord hôtel
hotells enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     hotell     hotellet     hotell     hotellen  
  genitief     hotells     hotellets     hotells     hotellen  

Zelfstandig naamwoord

hotell, o

  1. (bouwkunde), (toerisme) hotel
    «Skall vi ta in på hotell eller sova över hos moster?»
    Zullen we in een hotel (overnachten) of slapen we bij (je) tante?
Afgeleide begrippen
  • hotellchef
  • hotellgäst
  • hotellstäderska
  • stadshotell
  • turisthotell
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.