hotelpiraat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hotelpiraat    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·tel·pi·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelpiraat hotelpiraten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehotelpiraatm

  1. iemand die, na een verblijf in een hotel, zonder betalen vertrekt
     ENSCHEDE/ASSEN - De ‘hotelpiraten’ Jan V. en Jolanda H. blijven voorlopig vastzitten. Dat is donderdag bepaald tijdens de zogenoemde pro-formazitting in de rechtbank in Assen, schrijft Het Dagblad van Het Noorden. V. en H. dupeerden in juli hotel MarCant in Tubbergen voor bijna 1.000 euro. Het hotel bleek niet het enige slachtoffer van het duo.[1]
     De hotelpiraten die het Van der Valk concern veel schade hebben gebracht, hadden veel zwaarder bestraft moeten worden, vindt Ciel Leijendekkers.[2]
Synoniemen
  • hotelschuimer
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord hotelpiraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “‘Hotelpiraten’ die ook toesloegen in Tubbergen blijven vastzitten” (29-11-2018), Tubantia
  2. Weblink bron “’Straf hotelpiraten te soft’” (16 mrt. 2023), De Telegraaf
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.