hufter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hufter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huf·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘Bargoens scheldwoord: schoft’ voor het eerst aangetroffen in 1927 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hufter hufters
verkleinwoord huftertje huftertjes

Zelfstandig naamwoord

dehufterm

  1. (scheldwoord) (informeel) man die zich lomp, onbehouwen en/of aanstootgevend gedraagt
    • Met die hufter wil ik niets van doen hebben. 
     Je bedoelt dat Brylcreem-type in je klas van het meisjestikkertje spelen? Hij is hier één keer binnen geweest met een vriendin van me. Eén keer! En hij is daarna nooit meer uitgenodigd, die stomme hufter.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hufter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.