huisapotheek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: huisapotheek (hulp, bestand)
Woordafbreking
- huis·apo·theek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis zn en apotheek zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisapotheek | huisapotheken |
verkleinwoord | huisapotheekje | huisapotheekjes |
Zelfstandig naamwoord
de huisapotheek v [2]
- (farmacologie) een kleine voorraad eenvoudige verband- en geneesmiddelen die over het algemeen zonder voorschrift van een arts gebruikt kunnen worden
- ▸ Je greep naar de beproefde middelen van de huisapotheek.[3]
Gangbaarheid
- Het woord huisapotheek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ huisapotheek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.