huisartsenvereniging

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huisartsenvereniging    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·art·sen·ver·eni·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisartsenvereniging huisartsenverenigingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuisartsenverenigingv

  1. landelijke vereniging waar huisartsen lid van zijn
     Inmiddels is in alle hoeken van het land het tekort voelbaar. Volgens onderzoek door ABN Amro heeft wel 60 procent van alle huisartsenpraktijken in Nederland op dit moment een patiëntenstop. Deze trend wordt erkend door de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV).[1]
     In Nederland hebben alleen al huisartsen aan ongeveer 3000 mensen via de apotheek het malariamiddel voorgeschreven. Nicole Hunfeld, vicevoorzitter van apothekersvereniging KNMP: "Je zag die piek in maart 2020, toen de pandemie begon. Maar het stopte daarna gelijk weer omdat zowel wij als apothekersvereniging, de Landelijke Huisartsenvereniging en de Inspectie het niet met deze praktijk eens waren."[2]

Gangbaarheid

  • Het woord huisartsenvereniging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Sonja Pleumeekers
    “De nood is hoog: artsen zonder huisartsenopleiding draaien spreekuur” (dinsdag 4 april 2023, 07:00), NOS
  2. Weblink bron “'Vermoedelijk ook coronapatiënten in Nederland overleden door bijwerkingen malariamiddel'” (woensdag 10 januari 2024, 09:34), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.