huiseigenaresse

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huiseigenaresse    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhœysɛiɣənaˌrɛsə/ (6 lettergrepen)
Woordafbreking
  • huis·ei·ge·na·res·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiseigenaresse huiseigenaresses
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuiseigenaressev

  1. vrouw die een of meer huizen bezit
    • Tijdens onze vakantie is de huiseigenaresse een paar keer in het huis geweest, heeft daar Obi gesignaleerd – en meteen aangegeven. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'huiseigenaresse' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.