huiseigenares

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huiseigenares    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhœysɛiɣənaˌrɛs/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • huis·ei·ge·na·res
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiseigenares huiseigenaressen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuiseigenaresv

  1. vrouw die een of meer huizen bezit
    • (…) het Philips-paar was op zijn zoektocht naar woonruimte in Polen gestuit op een huis met een klein kamertje. "Voor de meid", had de huiseigenares gezegd. Dat was wel een erg klein kamertje geweest, en zo te zien woonde de werkster er ook helemaal niet. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'huiseigenares' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.