huisjapon
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: huisjapon (hulp, bestand)
Woordafbreking
- huis·ja·pon
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huis zn en japon zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huisjapon | huisjaponnen |
verkleinwoord | huisjaponnetje | huisjaponnetjes |
Zelfstandig naamwoord
de huisjapon m
- (kleding) informele lange jurk die vrouwen dragen in hun eigen huis
- ▸ Ze droeg een blauwe huisjapon, waarin vorst Andrej haar nog mooier vond dan in haar baljapon.[2]
- (kleding) lang gewaad dat mannen in huis dragen
Synoniemen
- [1] kamerjapon, ochtendjas, peignoir, duster
Antoniemen
- [1] feestjapon, baljapon
Gangbaarheid
- Het woord 'huisjapon' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.