huistaak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huistaak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhœystak/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • huis·taak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huistaak huistaken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehuistaakv/m

  1. (onderwijs) opgave die leerlingen buiten schooltijd (thuis) moet vervullen
    • Maar toen het binnen de maand nogmaals voorviel, dat de jonge Sanegrain zonder afgewerkte huistaak in de school verscheen, moest Johan er meer van weten.  [1]
  2. te verrichten huishoudelijk werk
    • Het schoonhouden van de wc is haar huistaak.  [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord huistaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.