ijsboer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ijsboer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛizbur/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ijs·boer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ijsboer ijsboeren
verkleinwoord ijsboertje ijsboertjes

Zelfstandig naamwoord

deijsboerm

  1. (beroep) verkoper van consumptieijs
    • Surinamers lopen af en aan voor hun dagelijkse inkopen. Bij Tjin’s – Surinaamse broodjes en maaltijden, bij de Surinaamse-Chinees Kim-Yin, op het marktplein. Groente, fruit, kleding. Een Surinaamse ijsboer verkoopt schaafijs met siroop. In twaalf smaken. [1] 
    • Twijfel jij bij de ijsboer altijd over welke smaak je moet kiezen? IJscoman Rob Kok van IJspaleis Driehuis heeft de oplossing. Voor klanten die niet kunnen kiezen en 'euh' stamelen is er nu de speciale 'euh'-smaak. Maar hoe smaakt die? [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ijsboer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.