inbouwkeuken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inbouwkeuken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈimbɑuˌkøkə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- in·bouw·keu·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van inbouw ww en keuken zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbouwkeuken | inbouwkeukens |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de inbouwkeuken v / m
- (bouwkunde) geheel van grote apparaten, bergmeubels en werkvlakken die zo op elkaar zijn afgestemd dat ze een doordacht ontworpen en passende inrichting van de kookruimte in een bepaalde woning vormen (meestal als geheel verkocht en geplaatst)
- ▸ Maar de nette woning – „met dank aan de schoonmaker” – is van alle gemakken voorzien: een inbouwkeuken met moderne apparatuur, een ruime woonkamer, een groot dakterras en drie slaapkamers.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'inbouwkeuken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Silvia Vázquez Belon“‘In je eentje lukt niet, dan maar sámen een huis kopen’” (29 september 2017) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.