indo

Niet te verwarren met: Indo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  indo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪndo/
Woordafbreking
  • in·do
Woordherkomst en -opbouw
[2],[3] enkelvoud meervoud
naamwoord indo indo's
verkleinwoord indootje indootjes

Zelfstandig naamwoord

deindom

  1. (geschiedenis) (pejoratief) in Nederlands-Indië: halfbloed van gemengde Europese en inheemse afstamming[2][3]
    • Reeds vroeger was de vereeniging Insulinde opgericht, waar geen kracht van uitging: men schaamde zich er nog voor indo te zijn of ‘sinjo’, ‘blauwe’ of ‘liplap’ zooals de beschaafde volbloed hem betitelde. [4]
  2. schrijfwijze voor Indo, Nederlander van Indonesische afkomst
    • Bovendien signaleert Van Leeuwen zelf in haar stuk dat Frits Bolkestein eveneens een indo was. [5]
Opmerkingen
  • Geschreven met een hoofdletter 'Indo- als linkerdeel in samengestelde namen van gebieden, volken of talen en de afleidingen daarvan.

Gangbaarheid

  • Het woord indo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
46 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.