ingangspoort

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ingangspoort    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·gangs·poort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ingangspoort ingangspoorten
verkleinwoord ingangspoortje ingangspoortjes

Zelfstandig naamwoord

deingangspoortv/m [1]

  1. Met deuren afsluitbare ingang van een woning of gebouw
     ' 'Jullie zijn beesten! Koudbloedige moordenaars! Die daarbuiten zullen het te weten komen!' Mia wijst in de richting waar ze de ingangspoort van de gevangenis vermoedt.[2]
     Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg wil niet wachten tot er eind dit jaar een volwaardige busdienst bij de ingangspoort stopt. Voor de vakantieweken wordt gedacht aan een eigen bus.[3]


Gangbaarheid

  • Het woord ingangspoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789041417480
  3. Weblink bron
    Piet van Dijk
    “Lijndienst duurt te lang, Militair Museum wil eigen bus” (12-01-2017), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.