inkorten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inkorten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·kor·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkorten
kortte in
ingekort
zwak -t volledig

Werkwoord

inkorten

  1. Iets korter maken. Iets kleiner maken.
    • Ik zou u aanraden de rok een ietsje te laten inkorten. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inkorten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.